De isolatie moet waterafstotend en drukvast zijn.
Funderingsaanzet op kelder
- De kimplaten moeten minimaal 100 mm in de keldervloer zitten en minimaal 100 mm boven de keldervloer uitsteken.
- Indien de naden van de kimplaten niet gelast worden, moet er een overlapen van 200 tot 300 mm voorzien worden en moet er voldoende afstand gelaten worden zowel tussen de kimplaten onderling als tussen de kimplaat en de bekistingswand.
- Voor meer informatie over ingegraven constructies wordt verwezen naar de technische voorlichting van het WTCB: TV 250 - Ingegraven constructies (2014).
Omdat de kelder tot het beschermd volume (geïsoleerd binnenvolume) behoort, moet de kimlaag niet uit tussengevoegde isolerende delen bestaan. In dit geval is het de isolatie van de kelderwand die contact moet maken met de spouwisolatie en dus niet de isolatie van de vloer.
- Waterkeringen bestaande uit polyetheen (PE-folies) kunnen niet duurzaam verkleefd worden. Daarom worden deze folies hoofdzakelijk gebruikt om opstijgend vocht in metselwanden tegen te houden. Deze worden dan in een langsvoeg tussen 2 rijen stenen geplaatst.
De isolatie moet waterafstotend en drukvast zijn.
Het isolerende deel moet vorstbestendig zijn.
- De waterkering ter hoogte van de muurvoet moet boven de waterkering van de draagmuur geplaatst worden.
- Waterkeringen bestaande uit polyetheen (PE-folies) kunnen niet duurzaam verkleefd worden. Daarom worden deze folies hoofdzakelijk gebruikt om opstijgend vocht in metselwanden tegen te houden. Deze worden dan in een langsvoeg tussen 2 rijen stenen geplaatst.
Aangezien onderaan de luchtspouw permanent vocht aanwezig kan zijn, moet onderaan de spouwmuur gestart worden met waterbestendige isolatie. Indien niet zou gekozen worden voor waterbestendige isolatie, zou waterabsorptie een negatief effect hebben op de thermische eigenschappen van de isolatie.
- De waterkering moet voldoende tussen twee lagen isolatieplaten worden opgetrokken. Zodanig dat de waterkering op zijn plaats blijft zitten.
- Waterkeringen bestaande uit polyetheen (PE-folies) kunnen niet duurzaam verkleefd worden. Daarom worden deze folies hoofdzakelijk gebruikt om opstijgend vocht in metselwanden tegen te houden. Deze worden dan in een langsvoeg tussen 2 rijen stenen geplaatst.
- Alle isolatieplaten van een isolatielaag moeten zowel horizontaal als verticaal geschrankt geplaatst worden. De naden van de isolatieplaten moeten worden afgeplakt met tape om een lichtdichte uitvoering te garanderen. Voor meer informatie wordt verwezen naar BK5 - Schranken van spouwisolatie.
- Ter bevestiging van het buitenmetselwerk is het nodig om per m² minimaal 5 spouwankers te plaatsen.
- De maximale afstand tussen twee spouwankers mag volgens NBN B25-401 niet meer bedragen dan 750 mm in horizontale richting en 300 mm in verticale richting. Daarnaast moeten de spouwankers op minimaal 10 cm van de randen van de isolatieplaten geplaatst worden.
- Meer informatie over de detaillering van spouwmuren kan teruggevonden worden in de technische voorlichting van het WTCB: TV 264 - Referentiedetails voor spouwmuren.
- De open stootvoegen moeten boven elke waterkerende laag voorzien worden.
- Per lopende meter er minimaal 1 open stootvoeg voorzien worden.
- Waterkeringen bestaande uit polyetheen (PE-folies) kunnen niet duurzaam verkleefd worden. Daarom worden deze folies hoofdzakelijk gebruikt om opstijgend vocht in metselwanden tegen te houden. Deze worden dan in een langsvoeg tussen 2 rijen stenen geplaatst.
- De luchtdichte folie moet op een stofvrije ondergrond worden aangebracht.
- Vloerleidingen worden bij voorkeur bij elkaar geplaatst en worden bovenaan voorzien van een mortelbrug. Dit zorgt voor een eenvoudigere aansluiting met de luchtdichte folie.
- Het binnenpleister mag niet lager dan de waterkering van de draagmuur komen.
- Om voor voldoende contact tussen het binnenpleister en de luchtdichting te zorgen moet de aansluitingsband minimaal 20 mm in het pleisterwerk hechten.
- Vermijd stopcontacten, schakelaars, leidingen en kanalen in de buitenmuren of gebruik hiervoor aangepaste hulpmiddelen om de luchtdichtheid te garanderen.
- Voor meer informatie over luchtdichtheid en binnenpleister wordt verwezen naar het WTCB-contact nr. 40 en naar de technische voorlichting van het WTCB: TV 250 - Luchtdichtheid van gebouwen (2015).
- Bij het afsnijden van overtollige randisolatie moet erop gelet worden dat onderligende folies niet worden beschadigd.
- De afstand tussen het niveau van de vloerafwerking en de waterkering van de draagmuur moet minimaal 10 mm bedragen.
- De plinten moeten over minimaal de helft van de totale hoogte tegen het pleisterwerk worden bevestigd.
- Voor meer informatie over de luchtdichtheid en de tegelzetten wordt verwezen naar het WTCB-contact nr. 39.
- Onderaan de wand moeten twee houten regels voorzien worden. De onderste regel dient als ondersteuning van de randisolatie en de dekvloer. De tweede regel dient als ondersteuning voor het plaatsen de plinten.
De plinten moeten over minimaal de helft van hun totale hoogte geplaatst tegen de gipsplaten worden.